Digitale ongelijkheid: een nare paradox

Een interview met Christine Dedding, associate professor Participatie & Co-creatie bij de afdeling Metamedica van het Amsterdam.

Christine Dedding is associate professor Participatie & Co-creatie bij de afdeling Metamedica van het Amsterdam UMC. Een voortrekker op het gebied van participatie en co-creatie met ‘kwetsbare’ groepen in Nederland. Ze is bruggenbouwer tussen wetenschap en praktijk. Dedding begeleidt promovendi en projecten gericht op inclusie, op het gebied van armoede, welzijn en gezondheid en is onder andere auteur van het rapport Bouwstenen voor digitale inclusie.

“Voor mij is digitale inclusie een groot punt van zorg, omdat ik denk dat het een uiterst onderschat en urgent probleem is voor een groep mensen die het al niet zo makkelijk heeft. De vraag is hoe deze groep straks gaat bankieren, contact heeft met de gemeente en toegang heeft tot de gezondheidszorg. Want al deze domeinen in de maatschappij digitaliseren ongelooflijk rap. Logisch, want de online wereld biedt ongelooflijk veel kansen, maar juist de groep die hiervan het meest van zou kunnen profiteren kan niet meekomen.

Digitale ongelijkheid stapelt op andere vormen van ongelijkheid, zoals armoede, slechte gezondheid en laaggeletterdheid. Mensen in kwetsbaar makende omstandigheden moeten meer dan anderen gebruikmaken van professionele diensten. En juist die diensten zijn allemaal aan het digitaliseren, waardoor het allemaal nog moeilijker toegankelijker wordt. Een nare paradox én een enorm onderschat probleem. We denken maar dat iedereen in Nederland toegang heeft tot internet, maar dat is niet zo. Het feit dat heel Nederland thuis internet heeft, wil nog niet zeggen dat het ook werkt. Sommige mensen kunnen de rekening gewoonweg niet betalen of er is een technisch mankement waarvan ze niet weten hoe ze het moeten oplossen, of ze weten überhaupt nog niet wat er allemaal op het internet speelt.

Professionals denken dan vaak: okay, deze groep kan niet meekomen dus die gaan we trainingen geven. Nu ben ik natuurlijk niet tegen het aanbieden van trainingen, maar het probleem is zoveel complexer dan het aanleren van digitale vaardigheden. Het gaat ook om bezit: lang niet iedereen heeft werkzame apparatuur in huis. Of het is sterk verouderd. Veel mensen beschikken over een smartphone, maar dan moet je op zo’n klein schermpje werken, met weinig overzicht. Als je al niet zo vaardig bent, is dat niet handig. En hoe verzend je een sollicitatiebrief via een smartphone? Of ze hebben een goedkope tablet: daar kan ik niet eens wat op gedaan krijgen, zo’n ding schiet alle kanten op. En ja, dan geef je het op een gegeven moment op.

Er wordt te vaak gezegd ‘ze zijn niet gemotiveerd’. Dat vind ik pijnlijk en veel te gemakkelijk. Het doet geen recht aan deze mensen, aan hun kennis en kunde. En vooral niet aan de realiteit waarin zij leven. We moeten veel beter luisteren wat deze groep beweegt. Bij een van de projecten van promovendus Nicole Goedhart, bleek bijvoorbeeld dat moeders kleding wilden leren kopen via internet. Wij dachten eerst: is dit nu echt het eerste wat je wilt leren online? Maar wat blijkt, hun kinderen komen thuis en vragen om die ene broek of trui die je heel goedkoop online kunt bestellen. Of ze horen van iedereen dat het zo gemakkelijk is om kleding te bestellen, via internet. Dat maakt nieuwsgierig en biedt een ingang om samen te ontdekken en te leren.

Een paradox is ook dat mensen met de grootste afstand tot de online wereld afhankelijk zijn van goedbedoelende vrijwilligers. Vrijwilligers die zelf niet altijd digitaal vaardig zijn, niet de juiste/voldoende middelen hebben (computers, professioneel lesmateriaal) en niet aangehaakt zijn bij professionele netwerken. Vaak hebben deze burgers in hun omgeving ook geen familieleden of vrienden die digitaal vaardig zijn. Als de wifi het niet doet, voelen zij zich niet comfortabel met ‘ik probeer wel even wat.’ Dat is een comfort en een privilege wat je vanaf kinds af aan geleerd moet hebben. En als je te vaak bent vastgelopen in de bureaucratie of je hebt een boete gekregen omdat je iets te laat hebt betaald, omdat je het niet hebt begrepen: dan zijn de consequenties van ‘ik probeer wel even wat’ veel groter. Experimenteren zorgt er dan vooral voor dat je neus kan stoten dus dan kijk je de volgende keer wel beter uit. Het lastige is dat er zo ook weer een nieuwe generatie opgroeit zonder dat comfort te hebben geleerd en die daardoor niet veel digitaal wijzer zijn dan hun ouders. Een onaangename vicieuze cirkel die we alleen in nauwe samenwerking met elkaar kunnen doorbreken.

Zo zijn wij samen opgetrokken met burgers, vrijwilligers, docenten, de armoederegisseur en haar team van de gemeente Amsterdam. Door die nauwe samenwerking konden we het probleem succesvol ontrafelen én concrete actie ondernemen. Er werd bijvoorbeeld geconstateerd dat in veel van de ‘Huizen van de wijk’ nog enorm veel verouderde apparatuur stond. Ook stonden er elke maand mensen op de stoep voor het gratis wifiwachtwoord. De gemeente onderneemt hier nu actie op: er zijn nieuwe computers in de huizen en ze krijgen veilige toegang tot wifi (publicroam). Juist door die rauwe realiteit op te zoeken, te zien wat de struikelblokken precies zijn en die op te lossen met elkaar: dat is de weg voorwaarts.”


Dit interview verscheen eerder in het magazine Digitale Stad Amsterdam. Ik schreef voor deze publicatie meerdere artikelen en interviews over digitale privacy, digitale rechten en digitale ongelijkheid.